Special needs, medische zaken

Ontwikkeling

Special Needs, medische zaken
Algemeen

ADOC DOC 1: Groei, ontwikkeling en gezondheid van adoptiekinderen 
Veel adoptiekinderen blijken bij aankomst in Nederland een medische aandoening te hebben: ze zijn vaak klein, hebben een (te) laag gewicht en hebben vaak (tropische infectie-)ziektes. In deze ADOC DOC worden de belangrijkste resultaten uit adoptieonderzoek over gezondheid, groei en lichamelijke ontwikkeling op een rij gezet. 
Ontwikkeld binnen het ADOC project "Brug tussen praktijk en wetenschap", financieel gesteund door: het VSBfonds, Stichting Kinderpostzegels Nederland en het Fonds Psychische Gezondheid.


Begeleiding door de kinderarts
Het belangrijke tijdschrift Pediatrics publiceerde eind 2012 een artikel voor kinderartsen met een overzicht van issues die van belang zijn om inzicht te krijgen in voor adoptiegezinnen specifieke uitdagingen en problematiek. De erkenning van de kinderarts van verschillen tussen gezinnen die gevormd worden via geboorte of via adoptie wordt essentieel geacht voor het bevorderen van een positieve emotionele groei binnen de families. Het artikel start met een overzicht van aantallen adopties in de VS: 2% van de kinderen in de VS is geadopteerd ( 1,8 miljoen), waarbij ca. 38% vanuit pleegzorg, 38% vanuit private binnenlandse adopties en 25% vanuit interlandelijke adopties. Via pleegzorg werd het hoogste percentage negroïde kinderen geadopteerd (35%), tegen interlandelijk 3%. 59% van de interlandelijk geadopteerde kinderen kwam uit Azië (33% uit China). Van de geadopteerde kinderen had 85% een goede gezondheid. Het artikel geeft een korte handleiding voor kinderartsen, startend hoe ze ouders kunnen begeleiden in de keuze van een eventueel special needs kind, tot een overzicht van waar adoptiegezinnen tegenaan kunnen lopen in de loop van de ontwikkeling van het kind. Het eindigt met een advies voor respectvol taalgebruik bij adoptie, zodat het zelfrespect van het kind optimaal kan blijven.
Jones, V.F.& Schulte, E.E. 2012. The Pediatrician's Role in Supporting Adoptive Families. PEDIATRICS, 130: (4).


Voedselgebrek tijdens zwangerschap
Een onderzoek bij kinderen die geboren zijn tijdens of na de hongerwinter in Nederland liet zien dat voedselgebrek van de moeder voorafgaand aan de bevruchting nog effect had op haar volwassen nakomelingen. Deze bleken lagere inschattingen van geestelijke gezondheid en kwaliteit van leven te rapporteren dan de controle groep (Ref. Stein 2009).


Zicht- en gehoorproblemen
Eckerle et al (2014) vonden bij een grote survey onder adoptieouders van interlandelijk geadopteerden dat er vaak zicht- en gehoorsproblemen voorkwamen. Zicht en gehoorsproblemen bleken bovendien vaak samen te gaan met aandachts- en gedragsproblematiek, ontwikkelingsachterstanden, spraak/taal- en leerproblematiek en verstandelijke beperking. Vroege screening van gehoor en zicht kan veel problematiek voorkomen.


Chronische pijn tijdens de volwassenheid 
Chronische algehele pijn (CWP) is een algemene en dikwijls invaliderende aandoening. Via de Britse Birth Cohort Study werd de relatie tussen lichamelijke en geestelijke tegenslag in de jeugd en chronische algehele pijn in de volwassenheid onderzocht. Hiervoor werd op 7-jarige leeftijd gekeken welke lichamelijk traumatische gebeurtenissen kinderen hadden doorgemaakt en welke factoren die wezen op een arme sociale en psychologische omgeving. Het bleek dat onder andere kinderen uit tehuizen een verhoogde kans op CWP hadden. Jones GT et al. Adverse events in childhood and chronic widespread pain in adult life: Results from the 1958 British Birth Cohort Study. Pain 2009;143. 
 

Botleeftijd
Bij de inschatting van de botleeftijd bij kinderen moet rekening gehouden worden met raciale verschillen. Bij een vergelijkend onderzoek in Amerika bleek dat bij Aziatische en Hispaanse kinderen de botleeftijd sterk werd overschat - zij rijpen sneller dan hun Afro-Amerikaanse en blanke leeftijdsgenoten. Het verschil was het grootst bij meisjes tussen 10 en 13 jaar en bij jongens tussen 11 en 15 jaar (Zhang 2009).


Botleeftijd raciaal bepaald
Aan de hand van botfoto’s kan met behulp van de Greulich en Pyle atlas methode de botleeftijd van kinderen worden geschat. Uit het onderzoek van Zhang et al, blijkt echter dat er raciale verschillen bestaan in botleeftijd, met name bij meisjes tussen de 10 en 13 jaar en bij jongens tussen de 10 en 15 jaar. Het blijkt dat de botten van Aziatische en Hispaanse kinderen rond deze leeftijd sneller rijpen dan bij hun Afrikaans-Amerikaanse en Europees-Amerikaanse leeftijdsgenoten, waardoor hun botleeftijd significant overschat wordt. Zhang AF et al. Racial Differences in Growth Patterns of Children Assessed on the Basis of Bone Age. Radiology 2009;250.


IJzerdeficiëntie 
Bij de inschatting van ijzerdeficiëntie bij jonge kinderen geadopteerd uit Oost-Europa (n=37) bleek dat de kinderen zowel na aankomst als bij de follow-up na 6 maanden gemiddeld lagere ijzerwaarden hadden dan de Amerikaanse bevolking. Met name bij de kinderen die ook geinfecteerd waren met de parasiet Gardia lamblia waren de ijzerwaarden meer afwijkend, omdat deze parasiet de ijzeropname kan verstoren. Het feit dat ook bij de follow-up nog ijzergebrek aanwezig was, wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat de inhaalgroei veel ijzer vergt. Uit: Fuglestad AJ et al. Iron deficiency in international adoptees from Eastern Europe. Journal of Pediatrics 2008;153.



Screening en Vaccinaties

Om op te letten bij adoptiekinderen.
Tijdens het ICAR congres in Bilbao gaf professor Laurie Miller een overzicht van medische aspecten waarop bij de medische screenings van adoptiekinderen gelet moet worden. 


Medische screening adoptiekinderen
Uit een beschrijving van oriënterend medisch onderzoek van buitenlandse adoptiekinderen in drie Nederlandse ziekenhuizen in de periode 2005-2008 bleek bij 75% van de onderzochte kinderen een of meer afwijkingen gevonden te worden; het grootste deel was goed behandelbaar of behoefde geen behandeling. Het merendeel van de kinderen had KNO- en (parasitaire) darminfecties en huidaandoeningen. Het aantal special-needskinderen steeg van 3 (2001-2004) naar 31%. Het aantal kinderen met psychomotore ontwikkelingsachterstand verminderde, hoewel de voedingstoestand verslechterde. Het aantal kinderen dat positief was getest voor MRSA in twee ziekenhuizen was 6-14%. (Hoogenboom 2013) 

In Nederland wordt het al aangeraden, maar het belangrijke tijdschrift Pediatrics publiceert nu ook een advies om pas geadopteerde kinderen te laten screenen op gezondheid. Bij geadopteerde kinderen worden bij screening vaak meerdere gezondheidsproblemen geconstateerd. (Jones 2012). 


Vaccinatiegegevens
Voor een goede vaccinatie van geadopteerde kinderen blijkt het niet voldoende om uit te gaan van de vaccinatiegegevens die de kinderen meekrijgen uit het land van herkomst. In dit onderzoek naar 637 kinderen bleken bij 13% van de kinderen geen gegevens over vaccinatie beschikbaar te zijn. De 87% die wel vaccinatiegegevens hadden, bleken een betere algemene serologische bescherming te hebben, maar de vaccinatiekaart voorspelde niet exact de serologische bescherming voor ieder afzonderlijk antigen. Het land van herkomst bleek de best voorspellende factor te zijn voor de betrouwbaarheid van de vaccinatiegegevens. De hoogste beschermingsgraad werd gevonden in kinderen uit Oost-Europa, daarna in afnemende volgorde India, Latijns Amerika, China en Afrika. Uit: Cilleruelo MJ et al. Internationally adopted children: What vaccines should they receive? Vaccine 2008;26. 


Vaccinaties in land van herkomst
Bij een gezondheidscheck na aankomst van 495 adoptiekinderen in Nederland bleek dat de gezondheid van de kinderen in het algemeen goed was, waarbij een paar kinderen ernstige aandoeningen hadden. Er werden regelmatig darmparasieten en huidproblemen gevonden en in ca 1% hepatitis B en tuberculose. Met name de kinderen uit China bleken vaak niet goed gevaccineerd te zijn (van Schaik 2009).


Betrouwbaarheid van vaccinatiegegevens
In een artikel van van Schaik et al wordt de medische conditie en immunisatiestatus van 495 geadopteerde kinderen onderzocht. De gegevens van kinderen uit China (53%) worden vergeleken met die uit andere landen. Het bleek dat 43% van de kinderen een medisch probleem hadden, maar de meeste kinderen hadden een in principe een goede gezondheid. Slechts een enkeling had een zwaar medisch probleem. Het meest voorkomend waren parasitaire darm infecties (22%) en huidproblemen (22%). Een enkel kind had hepatitis B (ruim 1%) en tuberculose (1%). HIV, hepatitis C en syfilis werden niet gezien. De niveaus van antilichamen tegen difterie en tetanus waren in ongeveer de helft van de kinderen onvoldoende –m.n. bij de kinderen uit China. Dit betekent dat de immuniteit als gevolg van vaccinatie onvoldoende was. Uit: Van Schaik R. et al. Improved general health of international adoptees, but immunization status still insufficient. European Journal of Pediatrics 2009; 168. Het tekort aan immuniteit via vaccinatie, vooral bij Chinese adoptiekinderen wordt bevestigd door het artikel van Verla-Tebit et al, die de waarde van vaccinatiebewijzen en de risico’s voor onvoldoende immuniteit bestudeerd heeft, waarbij ze keek naar immuniteit tegen polio, hepatitis B, tetanus, difterie en mazelen. De meeste van de 465 onderzochte kinderen waren afkomstig uit Rusland, China en Guatemala. Acute ondervoeding werd bij 5.5% van de kinderen gevonden, chronische bij 15,4%. Het bleek dat een vaccinatieverslagen niet kunnen worden geaccepteerd als bewijs van beschermende immuniteit. Het bleek dat ook hier kinderen uit China vaker onvoldoende immuniteit bleken te hebben. Ondervoeding had geen invloed op de mate van immuniteit. Het artikel adviseert om adoptieouders goed te informeren over het risico van onvoldoende immuniteit van de adoptiekinderen en te laten testen via het serum in het bloed van de kinderen of er (her)gevaccineerd moet worden.
Uit: Verla-Tebit E. et al. Predictive Value of Immunization Records and Risk Factors for Immunization Failure in Internationally Adopted Children. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine 2009; 163. 



Infecties 

MRSA-besmettingen
Hagleitner en collegae vinden MRSA bacteriën bij 13% van de international geadopteerden kinderen die binnen het eerste jaar na hun adoptie regelmatig in het ziekenhuis opgenomen moeten worden. De multiresistente MRSA-bacterie is een groot probleem in ziekenhuizen. Ziekenhuisverblijf in het land van herkomst en de factor Special Needs bleken geen extra risico voor de besmetting. Omdat relatief veel adoptieouders in de gezondheidszorg werken, ligt hier een extra bron van MRSA-besmettingen binnen de gezondheidszorg. (Hagleitner 2012).


Tuberculose
Omdat veel geadopteerde kinderen uit een regio komen met veel tuberculose is het altijd aan te raden om op tuberculose te testen. Uit een onderzoek bij 527 kinderen binnen 2 maanden na aankomst in de US bleek dat bij geen van de kinderen actieve tuberculose voorkwam, maar bij 111 kinderen werd een latente tuberculose infectie aangetroffen. Bij een herhalingsonderzoek na 3 maanden, werd bij 191 kinderen een latente infectie aangetroffen. Bij de eerste groep was een groot aantal kinderen dus vals-negatief, wat pleit voor herhaald testen op tuberculose bij geadopteerde kinderen. Uit: Trehan I et al. Tuberculosis screening in internationally adopted children: The need for initial and repeat testing. Pediatrics 2008;122. 


Hepatitis A
Voor een inschatting van het voorkomen van een acute Hepatitis A infectie en van de immuniteit hiertegen bij adoptiekinderen werden bijna 400 kinderen 4 maanden na hun aankomst in de VS getest. 29% van de kinderen testte serologisch positief. Immuniteit wisselt per regio en land. Hep A infectie kwam het minst voor bij kinderen uit Azië en de Pacific (17%) en was het hoogst bij kinderen uit Afrika (72%). Slechts 13% van de kinderen jonger dan 2 jaar was immuun, tegen 80% van de kinderen tussen de 12 en 17 jaar. Drie kinderen (1%) hadden en acute infectie, maar zonder verschijnselen –een adoptievader ontwikkelde een Hepatitis A infectie na thuiskomst. Hepatitis A screening is dus zinvol voor het bepalen van de noodzaak tot immunisering en preventie van besmetting van gezinsleden. Abdulla, R. Y., M. A. Rice, S. Donauer, K. R. Hicks, D. Poore, and M. A. Staat, 2010, Hepatitis A in Internationally Adopted Children: Screening for Acute and Previous Infections: Pediatrics, v. 126, no. 5, p. E1039-E1044. 


Hepatitis B
Uit een onderzoek naar het voorkomen van aanwezige of doorgemaakte infectie met het hepatitis B virus bij geadopteerde kinderen in Amerika bleek dat 64% van de kinderen na aankomst tekenen vertoonden van immunisatie via antistoffen tegen het hepatitis B virus. Bij 4 % van de kinderen werd het virus aangetroffen, waarbij het 1,1% betrof met een acute of chronische infectie en 2,9% met een uitgewoede infectie. Herhaald testen na 6 maanden bleek belangrijk omdat kinderen vlak voor de adoptie geinfecteerd of gevaccineerd kunnen zijn, waardoor de eerste test geen sluitend serologisch bewijs kan leveren. Uit: Stadler LP, Mezoff AG, Staat MA. Hepatitis B Virus Screening for Internationally Adopted Children. Pediatrics 2008;12). 
 

Hepatitis E
Besmettingen met het Hepatitis E virus, die voorheen alleen in enkele ontwikkelingslanden voorkwamen, worden nu ook vaker beschreven in de westerse wereld als gevolg van het toegenomen reizen door bijvoorbeeld immigranten, internationale adopties en reizigers. http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs280/en/is een leveraandoening en lijkt op hepatitis A. Senosiain,D.M.; Pena,M.J.M.; Angulo,M.G.; Lannoo,P.T.; Hortelano,M.G. 2012. Experience in the diagnosis of hepatitis e in a tropical infectious diseases unit. Anales de Pediatria 76:4


Effects of perinatal HIV infection and early institutional rearing on physical and cognitive development of children in Ukraine.
To study the effects of perinatal HIV-1 infection and early institutional rearing on the physical and cognitive development of children, 64 Ukrainian uninfected and HIV-infected institutionalized and family-reared children were examined (mean age = 50.9 months). Both HIV infection and institutional care were related to delays in physical and cognitive development, with a larger effect of the rearing environment. Family care, even of compromised quality, was found to be more favorable for children's physical and cognitive development than institutional care. The impact of the quality of child care on physical and cognitive development is discussed in light of future interventions.
Dobrova-Krol N.A.et al. Effects of Perinatal HIV Infection and Early Institutional Rearing on Physical and Cognitive Development of Children in Ukraine. Child Development 2010;81, p 539-553.



Medicatiegebruik

ADHD in international adoptees: a national cohort study. 
Several investigators have reported an increased frequency of attention/hyperactivity symptoms in international adoptees, though population-based studies are lacking. This national cohort study aimed to determine the prevalence of ADHD medication in international adoptees in Sweden, in comparison to the general population. A further purpose was to study gender, age at adoption and region of origin as predictors of ADHD medication in international adoptees. The study population consisted of all Swedish residents born in 1985-2000 with Swedish-born parents, divided into 16,134 adoptees, and a comparison population of 1,326,090. The rates of ADHD medication were higher in international adoptees than in the comparison population for both boys (5.3 vs. 1.5% for 10-15-year olds) and girls (2.1 vs. 0.3% for 10-15-year olds). International adoptees from all regions of birth more often consumed ADHD medication compared with the majority population, but the age and sex adjusted odds ratios were particularly high for adoptees from Eastern Europe, Middle East/Africa and Latin America. Adjusting for maternal education and single parenthood increased the odds ratios even further. The risk also increased with higher age at adoption. Adoptees from Eastern Europe have a very high risk for ADHD medication. A structured identification and support programme should be tailored for this group. Adoptees from other regions have a more moderately increased risk, which should be communicated to adoptive parents and to professionals who care for adoptees in their clinical practice.
Lindblad F. et al. ADHD in international adoptees: a national cohort study. European Child & Adolescent Psychiatry 2010;19, p. 37-44.


Kennisflits 2017:5 Nauwelijks meer medicijngebruik bij geadopteerde kinderen. En pleegkinderen?
Met de ongunstige start van hun leven lopen geadopteerde kinderen meer risico op emotionele en gedragsproblemen en groeiachterstanden dan de gemiddelde bevolking. Je zou dan ook verwachten dat ze ook meer medicatie gebruiken. Zie Kennisflits.



Vervroegde puberteit

Artikel over voeding en vervroegde puberteit 
Gera ter Meulen (ADOC) en Prof dr Femmie Juffer hebben in het adoptietijdschrift van december 2009 een artikel geschreven waarin vanuit de literatuur onderzocht is of voeding of dieet bij kinderen van invloed zou kunnen zijn op de vervroegde puberteit. Vervroegde puberteit ziet men relatief veel vaker bij geadopteerde kinderen dan bij niet-geadopteerden. Het artikel uit het Adoptietijdschrift December 2009.


Geadopteerd of geïmmigreerd
Een onderzoek in Spanje bij 250 kinderen met vroegtijdige puberteit toonde aan dat het risico sterk verhoogd is bij zowel binnenlands als internationaal geadopteerde kinderen. Een nauwelijks verhoogd risico werd gevonden bij immigrantenkinderen (Soriano-Guillen 2010). 


Geadopteerde meisjes en vervroegde puberteit in Denemarken
Verscheidene studies hebben geconstateerd dat geadopteerde meisjes een groter risico hebben op vervroegde puberteit. In deze studie wordt dit risico vastgesteld via een klinische studie waarbij de puberteitsontwikkeling van 276 internationaal geadopteerde meisjes vergeleken wordt met niet-geadopteerde Deense meisjes. Het bleek dat 16% van de geadopteerde meisjes voor hun 8e jaar startten met borstontwikkeling. Borstontwikkeling en gemiddelde leeftijd van eerste menstruatie lag bij geadopteerde meisjes significant onder die van niet geadopteerden. Ook de puberteitshormonen bleken veel vroeger te stijgen (Teilman 2009).



Blootstelling aan drugs of alcohol 

Prenatale blootstelling aan alcohol en stoornissen in de ontwikkeling van het zenuwstelsel bij uit Oost-Europa geadopteerde kinderen
In dit onderzoek werd bij 71 kinderen 5 jaar na hun adoptie gekeken naar de blijvende effecten van alcohol tijdens de zwangerschap en hoe vaak dit voorkwam bij geadopteerde kinderen uit Oost-Europa. Het bleek dat FAS, FASD en alcoholgerelateerde stoornissen in de ontwikkeling van het zenuwstelsel voorkwamen bij 52% van de kinderen. Hierbij had 30% FAS, 14% FASD en 9% de overige stoornissen. Bij 11% van de kinderen werden alcoholgerelateerde geboortedefecten gevonden (al deze kinderen hadden ook FAS). Bij 23 procent werd een verstandelijke beperking gevonden, autisme bij 9%, ADHD/ADD bij 51% en een ontwikkelingsstoornis in de coördinatie bij 34%. Ondanks de radicaal verbeterde omgeving blijven deze kinderen lange-termijn problemen bestaan, zowel structureel als op gedrags- en leerniveau.
Landgren, M., L. Svensson, K. Stromland, and M. A. Gronlund, 2010, Prenatal Alcohol Exposure and Neurodevelopmental Disorders in Children Adopted From Eastern Europe: Pediatrics, v. 125, no. 5, p. E1178-E1185.


Cocaïne
Het blijkt dat er geen significant effect is van blootstelling van kinderen aan cocaine tijdens de zwangerschap op de neurocognitieve ontwikkeling van kinderen tussen 9 en 13 jaar (Hurt 2009). 

Share by: